Hoe groter de kudde, des te veiliger paarden zich voelen. In een woud van oplettende ogen en oren is het relatief veilig toeven. Zeer grote kuddes splitsen zich op in familie-eenheden, met aan het hoofd verschillende leidhengsten en -merries. Die taakverdeling werkt prima. Een leidhengst kan immers maar een beperkt aantal merries adequaat bewaken.
Observeer eens een kudde paarden in een weiland. De meerderheid is aan het grazen maar er zijn er altijd een paar die de wacht houden. Het hoofd omhoog, speurend naar eventuele gevaren. Zelfs tijdens het grazen gaat het waken constant door. Je ziet het alleen niet, omdat paarden langzaam eten, zich langzaam voortbewegen en hun waakzaamheid daarop aanpassen.
Er hoeft maar een paard te zijn dat plotseling het hoofd opheft omdat het iets onbekends of verdachts ziet en de hele kudde is in hoogste staat van paraatheid.