Zou het paard namelijk struikelen op een helling naar beneden, dan vliegt de passagier er niet uit en maakt een salto mortale maar komt in rechtopstaande positie terecht, staande op de voetenplank. Remmen heeft het rijtuig niet. Het Fjordenpaard ervoor krijgt bij afdalingen gewoon de vrije teugel en bepaalt zelf hoe het met rijtuig en al het beste vanaf de steile helling naar beneden kan gaan. Ook de tuigen die door de Noren gebruikt werden, weken af van die in andere landen. Ze waren net als het Fjordenpaard, sober en eenvoudig. Dat moest ook wel, want als het vroor dat het kraakte, was het zaak zo snel mogelijk in- en uit te spannen. Het liefst voordat de vingers zo stijf werden dat ze bevroren! Daarom vergt het opleggen van een Noors tuig weinig handelingen. Zo heeft het zo min mogelijk gespen. Het leidsel bijvoorbeeld, zit met een metalen clip aan het bit. Er wordt ook niet aan de strengen getrokken, maar rechtstreeks aan de bomen. De karjol heeft twee enorme houten wielen. Dat geeft het rijtuig een laag zwaartepunt, waardoor het altijd weer op z’n ‘pootjes’ terechtkomt na een luchtsprong, veroorzaakt door een oneffenheid in de weg. Het weegt niet zwaarder dan een kruiwagen(!).