Het geheim van een goede paardenwei - Paardenwaarden

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Het geheim van een goede paardenwei

Wow Momenten > PAARDENWEI
Verantwoord weidebeheer: alles draait om balans
Als paardenhouder gun je je paarden weidegang, al is het maar voor een paar uurtjes per dag. Toch bezorgt de paardenwei mening paardenhouder hoofdbrekens. Bevat het gras voldoende voedingsstoffen in de juiste verhoudingen en vinden de paarden het lekker?
Zijn er geen schadelijke schimmels of onkruiden ingeslopen? Hoe voorkom je een wormeninvasie? Kortom, voor paarden is grazen een feestje, voor paardenhouders is verantwoord weidebeheer een hele opgave. 
A
Alle paardenhouders weten dat je paarden niet met koeien kunt vergelijken. Zo snijden paarden het gras heel kort af, terwijl koeien hun tong om plukken gras heen slaan en het een stuk hoger afsnijden. Ook de 'persoonlijke' behoeften verschillen. Melkvee heeft de meeste baat bij sappig, mals (lees: eiwit- en fructaanrijk) gras. Paarden zijn geen mega melkproducenten. Hun spijsvertering gedijt het best bij grofstengelige grassoorten. Punt is alleen dat paarden dat zelf niet weten. Een paard in een wei vol turbogras zet daar met liefde zijn tanden in, soms met desastreuze gevolgen: hoefbevangenheid, spierbevangenheid, koliek en andere ellende. Het is dus aan de paardenhouder een voor paarden geschikte weide aan te leggen en die op de juiste manier te onderhouden.

B Balans is alles
De aanleg van een nieuwe paardenweide dan wel het ombouwen van een koeienweide naar een paardenweide begint met een grondanalyse.
Daarvoor kan de paardenhouder terecht bij het bedrijfslaboratorium voor grond- en gewasonderzoek in Oosterbeek. Dit checkt grondmonsters op de aanwezigheid van alle voor paarden belangrijke 'elementen' in de juiste verhoudingen. Aan de hand daarvan krijg je een aantal verschillende bemestingsadviezen-op-maat. Deel 1 legt uit hoe je door middel van een uitgekiende bemesting in één jaar alle elementen in balans brengt. Deel 2 legt uit wat je de daaropvolgende drie jaren moet strooien om de paardenwei in balans te houden. Gebruik je het land alleen om te weiden dan bemest je in het voorjaar en voeg je bijvoorbeeld eind juni nog wat meststoffen toe. Gebruik je het land voor de winning van hooi of voordroog dan zijn de meeste meststoffen door dat hooi opgenomen en is het zaak weer opnieuw te gaan bemesten. Hoe en wanneer je welke meststoffen strooit staat allemaal in het bemestingsadvies. Een must, dus.  
C
Calcium en co
Laten we de bestanddelen die zorgen voor smakelijk en voedzaam gras in de paardenwei eens uitpluizen. Gras bestaat voor ongeveer 80% uit water en voor 20% uit droge stof. Droge stof valt uiteen in anorganische en organische stof. Anorganisch zijn de mineralen en spoorelementen. Dat zijn de bouwstoffen die het lichaam niet zelf kan aanmaken en die dus via de voeding in het paardenlichaam terechtkomen.
Tot de mineralen rekenen we fosfor, calcium, kalium, natrium en magnesium. IJzer, koper, kobalt, mangaan en zink zijn spoorelementen. Door naar de afdeling organische stoffen. Ook deze kennen een onderverdeling. Je hebt de stikstofhoudende stoffen zoals ruw eiwit en de niet stikstofhoudende stoffen, zoals vet en koolhydraten. De koolhydraten zelf bestaan weer deels uit ruwe celstof. In een bemestingsadvies staat precies vermeld in welke hoeveelheden al deze elementen op dat moment in de grond aanwezig zijn. Een teveel aan het één en een gebrek aan het ander kan op den duur tot gezondheidsproblemen leiden. Hieronder is te zien hoe groot het belang van een gezonde voedingsbodem is en welke rol mineralen en spoorelementen hierbij spelen.

D & E
Dichterbij de Elementen...
MINERALEN
Stikstof: stimuleert de grasgroei.
Fosfor: bevordert de wortelgroei. Paarden gebruiken het voor de beendervorming en de energievoorziening. Tip:
Kalium: vervoert koolhydraten (o.a. suikers) en regelt de waterhuishouding in de plant. Een gebrek leidt tot droogte- en vorstgevoeligheid van het gras, een overmaat kan leiden tot een gebrekkige mineralenvoorziening voor het paard.
Magnesium: noodzakelijk voor de opbouw van het bladgroen. Bij paarden speelt het een rol bij de skeletopbouw en de prikkelgeleiding van zenuwen en spieren. Te weinig magnesium kan krampen veroorzaken.
Calcium: verstevigt de celwanden van de plant en neutraliseert organische zuren, ook in de bodem. Paarden gebruiken het voor de beendervorming en de regulering van de spiercontractie. Te weinig calcium leidt tot spierzwakte.
Natrium: maakt het gras smakelijker en het zorgt voor de natriumvoorziening (lees: zout) van paarden.
SPOORELEMENTEN
Mangaan: betrokken bij de stofwisseling van kool-hydraten en vet, heeft invloed op de kraakbeen-vorming en voortplanting en is een antioxidant.
Selenium: gaat de oxidatie van onverzadigde vetzuren tegen, ondersteunt de spierfunctie en de werking van vitamine E en beschermt spiervezels tegen beschadigingen. Seleniumgebrek kan tot spierafbraak leiden.
IJzer: stimuleert de zuurstofvoorziening -via de rode bloedlichaampjes- naar de spieren. Belangrijk bij het leveren van zware prestaties.
Zink: betrokken bij de stofwisseling van eiwitten en koolhydraten. Reguleert daarnaast de huidfuncties, de opbouw van de huid-structuur en de haargroei. Houdt tevens het immuun-systeem op volle sterkte.
F & G
Fantastisch gras
Tot zover het belang van een 'fitte voedingsbodem', waarin alle elementen in de juiste verhoudingen aanwezig zijn. Op zoek naar de meest geschikte grassoorten voor paarden zul je rekening moeten houden met de 'paardse' gewoonte het gras laag af te grazen. Het zaaigoed moet moet dus een zo laag mogelijk groeipunt hebben. Gras met een laag groeipunt heeft bovendien als voordeel dat het gelijkmatig hergroeit. Geen kale (zand)plekken, dus minder kans op zandkoliek. Ook onkruid en giftige planten kunnen zich op een dichte grasmat minder snel in de aarde nestelen. Verder moet paardengras voldoende structuur hebben (ruwvezel of stengelmateriaal). Er zijn diverse grasmengsels in de handel die speciaal voor paarden zijn samengesteld. In die mengsels vind je o.a. Veldbeemdgras ( Poa pratensis L), Roodzwenkgras (Festuca Rubra) van het gazontype, Kamgras en Lammerstaart, beter bekend als Timoteegras. Deze soort kan niet zo goed tegen beweiding, maar heeft een hoog vezelgehalte en kent bovendien een latere groei. Daarmee kun je de teruglopende opbrengst van de andere soorten vanaf augustus en september een beetje compenseren. Omdat paarden in de vrije natuur ook aan planten, kruiden en wortels knabbelen kun je het graszaad in een bepaalde hoek van de wei mengen met 'wild groenvoer' dat van nature op die grondsoort groeit. Een blik op wat er buiten de wei groeit kan je daar enig inzicht in verschaffen. Voorbeelden van wilde kruiden en planten die door paarden genuttigd worden zijn: walstro, wilde peen, gewoon duizendblad, gewone pastinaak, peterselie, smalle weegbree, cichorei, karwij, venkel en grote pimpernel. Zadenmengsels zijn in de handel verkrijgbaar.
H
Hoe de weide zo lonend mogelijk te maken
Conditie van de bodem laten nakijken? Juiste gras-soorten ingezaaid dan wel bijgezaaid? Dan is het nu tijd om uit te zoeken hoe je de beschikbare grond zo lonend mogelijk kunt maken. Er zijn drie vormen van grondgebruik: 
de weide jaarrond laten begrazen, er uitsluitend ruwvoer van winnen of een combinatie van die twee.  Een paard dat dag en nacht in de weide verblijft, kan met ongeveer 1 hectare goed bemest en onderhouden grasland toe. Staat het maar een deel van de dag buiten dan krijgt het gras de tijd om bij te komen en kunnen drie à vier paarden veel graasplezier beleven aan die ene hectare grasland. Graag zelfs, want paarden zijn en blijven kuddedieren. Uiteraard heeft ook de grondsoort invloed op de duurzaamheid van het gras. Gras op kleigrond raakt bij regen en nattigheid bijvoorbeeld veel sneller beschadigd dan gras op zandgrond. Wie voor de combinatie-optie gaat, dient rekening te houden met het groeipatroon van gras. Om het gras in een bestaand weiland na de winter aan te zetten tot groei, kun je de paarden in maart/april al een keertje op de wei zetten, tenzij het lange tijd achter elkaar regent, want dan vertrappen de dieren het gras. Na deze eerste begrazing kun je de wei bemesten. Gras groeit het snelst in de maanden mei en juni. Dit zijn dus de meest geschikte maanden om een voorraadje ruwvoeder te oogsten.
I
In de wei
Je kunt de paardenweide op verschillende manieren laten begrazen. In een zogenaamde standweide graast een op de perceelgrootte aangepast aantal paarden. Voordeel van een standweide is dat er rust heerst en je niet steeds met afrasteringsmateriaal in de weer bent. 
Ook de graszoden blijven in goede conditie doordat de dieren het hele oppervlak gelijkmatig afgrazen. Heeft het gras toch wat extra tijd nodig om bij te komen dan kun je de paarden de helft van de tijd op de weide laten en de rest van de tijd een ruime paddock met goed hooi aanbieden. Voor de standweide geldt een constante graslengte van 10-12 cm als optimaal. Nadeel van de standweide is dat er niets te hooien valt. Je kunt de paarden ook omweiden, waarbij je de wei in tweeën splitst met een stroomdraadje en de paarden tijdig naar het andere deel verplaatst. Bij deze techniek verblijven de paarden enkele dagen op het ene deel van de weide en verhuizen naar het andere deel, zodra het gras daar een lengte van circa 15 cm heeft bereikt. Wordt het gras in het niet-begraasde deel van de weide toch te lang, dan kun je dat eventueel maaien, zodat je hergroei krijgt.
Om verstikking van de zode te voorkomen kun je de weide ook laten begrazen door schapen. Dit heeft als bijkomend voordeel dat het gras op de door paarden gemeden mestplaatsen door deze dieren wel wordt gegeten, samen met de paardenwormeitjes, die in de maag van een schaap doodgaan. Ook de 'gouden voetjes' van de schapen zijn een weldaad voor de graszodes. 
Voordeel van omweiden is dat je enige controle hebt over het grasaanbod en je eventueel kunt hooien. Nadeel is dat je meer afrastering nodig hebt en de paarden je mogelijk gaan associëren met een verandering van aanbod. Dat kan tot onrust in de wei leiden. Dan is er nog strookbegrazing, waarbij je de paarden een weiland in stroken laat afgrazen. Bij strookbegrazing werk je met een verplaatsbare afrastering, bestaande uit prikpaaltjes met stroomlint of –koord. Hoe ver en hoe vaak je de afrastering opschuift is afhankelijk van de lengte van de strook, het aantal paarden en de lengte en voedzaamheid van het gras. Nadeel van strookbegrazing is dat de paarden zich allemaal gulzig op dat ene stukje verse gras storten en daarbij de grond dermate aanstampen dat het gras eronder leidt en onkruiden de kans krijgen de kop op te steken. Ook het superkorte afgrazen van één bepaalde strook kan het gras de das omdoen. Dit voorkom je door de paarden maar een beperkt aantal uren op één strook te laten grazen. Voordat het gras te kort wordt schuif je dan de hele strook door, als je daar tenminste de tijd voor kunt vrijmaken. Het kan allemaal nog creatiever. Sommige paardenhouders bombarderen de twee lange zijden van een rechthoekige wei tot graasplekken. Aan de paarden de keuze waar te grazen. Voordeel hiervan is dat ze -afhankelijk van het weideformaat- steeds een eindje moeten lopen om van de ene naar de andere plek te gaan. Nooit slecht, een beetje beweging. Andere paardenhouders hanteren een tijdklok, die op een ingestelde tijd het schrikdraadje tussen de paddock en de weide loslaat en oprolt, zodat de paarden de wei in kunnen. 

J
Jaarrond de wei gezond
Een mooie uitspraak luidt: de shit van vandaag is de mest van morgen. Wie de moeite neemt dagelijks de wei uit te mesten, slaat twee vliegen in één klap. Ten eerste is deze organische mest composteerbaar. Je kunt de mest dus in een later stadium weer uitrijden over de wei. Het voordeel van dierlijke mest is bovendien dat de meststoffen erin verspreid vrijkomen, terwijl ze er bij kunstmest als het ware uit spuiten en het gras aanzetten tot een enorme groeispurt! Ten tweede doorbreek je er op een goedkope, natuurlijke manier de wormencyclus mee. Het klinkt als een cliché, maar voorkomen is echt beter dan genezen. Zeker in deze tijd, waarin steeds vaker wormen opduiken die resistent blijken te zijn tegen chemische wormenpasta's, voornamelijk door de foutieve en te frequente toediening ervan.

Afrondende tips.
K: Kalk. De paardenwei heeft kalk nodig, maar hoger dan pH 7,2 is teveel van het goede. Teveel kalk in de grond? Tip: Voeg takken of gedroogde (biologische) kippen- of schapenmest toe. (pH testen met behulp van een testsetje dat je koopt bij de Welkoop/Boerenbond)
L: Lava. Lava is versteend magma uit het binnenste van de aarde. Het bevat ontzettend veel sporenelementen. Dit verhoogt de vruchtbaarheid van de bodem. Lava behoort met zeemineralen, zeeschelpenkalk, kleimineralen, compost en bokashi tot de biologische vaste meststoffen. Een aanrader.
M: Maaien. Maaien na begrazing (ook wel 'bloten' genoemd) heeft een gunstige invloed op de paardenweide, omdat het gras daardoor meer in de breedte gaat groeien en een betere zode geeft.
N: Neutrale grond. Neutrale grond heeft een pH van 6,5 – 7,2. Het hoogste streven.
O: Opname. De meeste paarden zijn geen kampioenen in het reguleren van hun grasopname. Wie met name de sobere rassen toch weidegang gunt, kan de dieren een graasmasker aan doen. Het ziet er niet uit, maar door het graasmasker heen kunnen ze toch kleine beetjes gras naar binnen werken.
P: Paardenmest uit de wei halen. Grond verzuurt door paardenmest. Je kunt dit proces vertragen door de paardenmest op te ruimen. Bovendien voorkom je daarmee bossen, want paarden eten het gras niet dat op hun eigen mest groeit.
Q & R: quitte draaien door regeneratie. We hebben jarenlang onze cultuurgronden zo intensief bestookt met kunst- en/of drijfmest dat de balans ver te zoeken is. De enige manier om de bodem weer tot zelfregeneratie aan te zetten is de humusopbouw te stimuleren. Dat kan met het gefaseerd (verdeeld over drie jaar) in de wei brengen van organische, vaste stalmest, biologische meststoffen en compost. Compost is gemaakt van organisch afval en wemelt van de micro-organismen. Na die drie jaar is de micro-flora in de bodem weer hersteld en is het een kwestie van 'gevoel voor de conditie van de wei' krijgen. Heb je het idee dat de wei de begrazing even niet aan kan? Paarden de wei uit, gras laten bijkomen, eventueel bemesten, maaien en laten groeien tot het weer een mooie, dichte mat is. De paarden kunnen er dan weer op. Als je de paarden tot die tijd op een dieet van ruwvoer zet kan dat, eenmaal uitgescheiden en gecomposteerd, mede als organische meststof dienen. Wie niets voelt voor 'biologisch' kan ENTEC proberen. Dat is een speciale kunstmest voor de paardenweide die een stikstof verbinding bevat die langzaam vrij komt.
S: Schuilstal. Bij guur of heet weer moeten paarden kunnen schuilen in een open schuilstal.
T: Totaal nieuwe start. Soms is een bestaande wei die paardenwei moet worden niet meer te redden. Dan is het wenselijk een totaal nieuwe start te maken. Dat kan door allereerst de bodem maximaal 10 à 20 centimeter te bewerken (grond niet keren) en daarna in één keer alle meststoffen voor twee jaar op te brengen.
U: Uitroeien. Het uitroeien van giftige planten kan op verschillende manieren. Handmatig met de schoffel, de plant in zijn geheel eruit trekken, regelmatig maaien van de paardenweide of selectief bestrijden met gif.
V: Vergeten gifbronnen. Vallende bladeren en vruchten kunnen schadelijk dan wel dodelijk zijn. Vruchten van de witte paardenkastanje zijn dodelijk. Eikels? In groene, niet rijpe eikels en eikenbladeren bevinden zich looistoffen (tanninen). Deze kunnen bij een hogere dosering problemen veroorzaken. Esdoornbladeren met een endofyt (symbiotische schimmel) erop kunnen Atypische Myopathie veroorzaken.
W: Water. Een paard neemt zo'n 35 liter water per dag tot zich, dus er is altijd vers water nodig. Gebruik hiervoor een grote drinkbak, bijvoorbeeld een badkuip of een waterbak met een vlotter en een aansluiting op het drinkwaternet. Paarden mogen niet bij stilstaand water in een sloot kunnen, vanwege het gevaar van botulisme.
X en Y: Niet van belang voor de paardenwei...
Z: Zuur. Lager dan pH 6,5 is de grond te zuur. Grond te zuur? (te zien aan grote hoeveelheden zuring) Voeg natuurlijke kalkmeststoffen toe. Je vindt ze in het gesteente dolomiet, maar ook in houtas en eierschalen.
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu