Camargue paard - Paardenwaarden

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Camargue paard

Wow Momenten > PAARDEN- EN PONYRASSEN
'Want van dit wilde paard,
ontsnapt aan de strijdwagen van Neptunus,
is de zee het element
Nog immer heeft het de kleur van zeeschuim...'
romantiseerde de Provençaalse dichter Frédéric Mistral erop los, geïnspireerd door het Camarguepaard. Zowel de dichter als het paard leven tot op de dag van vandaag voort in deze Méditerrane wetlands. Mistral in zijn gedichten, het paard als rijdier van stierenhoeders en toeristen. Dit is het verhaal van de symbiose tussen de wonderlijke witte Camargue paarden, de zwarte stieren en de al even bijzondere mensen die de drassige delta tussen de Grote en de Kleine Rhône bevolken.

Alles aan de Camargue is anders dan elders in Zuid-Frankrijk. De metamorfose begint even ten zuiden van het nog typisch Provençaalse stadje Arles. Weg bergen, niets dan vlakte! Daarin een enkele boomgaard, wijngaarden, graan- en rijstvelden, omgeven door irrigatiekanalen. Geen berg te zien, geen lavendel te ruiken. Je waant je in de oer-Hollandse Biesbosch! Slootjes en riet, veel en hoog riet. Alleen het licht is anders: helderder, bijna magisch! Ha, daar zijn de eerste Camargue paarden. Onder een rieten afdakje staan ze geduldig te wachten op hippische toeristen.
En dan val je van de ene verbazing in de andere. Ineens passeer je een rijstveld, bespikkeld met witte koereigers. Huh!? Tijdens de korte kijkpauze die erop volgt, word je bijna omver geblazen door de venijnig fluitende mistral, die koude noordwestenwind met de reputatie mensen tot waanzin te kunnen drijven ... Zijn wij nuchtere Hollanders immuun voor. Toch treedt onderweg naar het hotel enige overbelasting van de zintuigen op. Wat is dat? Een fata morgana? Is het water? Is het land? En wat zijn die zwarte gestalten in de verte? Zijn het spookgedaanten? Nee, het zijn stieren! Een eindje verderop ligt een dode beverrat van het formaat teckel langs de kant van de weg! Een vijftal roze flamingo’s komt trom-petterend overvliegen. Nauwelijks drie kwartier later doemt een geometrisch gevormde keten van lelieblanke bergen voor je op: zout.
Als dan ook het hotel- en de kamer van onder tot boven spierwit blijken te zijn, kijk je nergens meer van op. Die nacht wieken alle opgedane indrukken op vuurrode flamingo-vleugels voorbij...

Het Camarguepaard leeft al zolang in de drassige delta tussen de Grote en de Kleine Rhône, dat niemand nog weet waar de oorsprong van dit ras ligt. Het zou afstammen van een Gallisch oerpaard, maar ook Noord-Afrika en Centraal-Azië worden als bakermat genoemd.
Echt 'wild' is het al heel lang niet meer. Zo'n duizend jaar vóór het begin van onze jaartelling maakten de Feniciërs al melding van witte paarden aan de monding van de Rhône. Vanaf die tijd zijn de taaie moeraspaardjes in dienst van de mens. Julius César en Napoléon gebruikten ze om strijdrossen met uithoudingsvermogen te fokken.

Akkerbouwers hadden er onvermoeibare werkpaarden aan. Voor de ploeg, in de dorsarena, geen paard zo taai als dit autochtone ras. Maar de kleine tredzekere paardjes waren bovenal de trouwe metgezellen van de 'gardians', onmisbaar bij het hoeden, opdrijven, selecteren, verplaatsen en brandmerken van de stieren. Na gedane arbeid werden paarden en stieren weer vrijgelaten in het moeras. Pogingen het Camarguepaard te 'verbeteren' met Berber-, Bretons en Arabisch bloed mislukten keer op keer. De kruisingsproducten bleken niet opgewassen tegen het ruige leven in de moerassen. En dus ziet het Camarguepaard van nu er nog precies zo uit als dat van 1000 jaar geleden!
De Laurent-dynastie
In de Camargue kent iedereen iedereen. Hoteleigenaar Claude, die de streek en zijn locatie graag wil promoten, brengt ons in contact met de jongste generatie Laurent, een oeroude Camargue-dynastie. Patrick en zijn echtgenote Estelle ontvangen ons met alle egards op ‘les Marquises’, hun uitgestrekte ‘Manade’ (500 ha) die opvallende overeenkomsten vertoont met de Ewing-ranch uit de soap Dallas. 

We vallen met onze Hollandse neuzen in de Franse ‘beurre’. De dag daarop zal een aantal stieren met paarden bijeen worden gedreven, want er staat een cours à la cocarde op stapel. Op voorwaarde dat we ons aan de instructies zullen houden, mogen we erbij zijn. Graag! Of we nu alvast de stieren willen bekijken? Feitelijk komen we voor de paarden, maar je wilt niet onbeleefd zijn. 

Met hooibalen in de laadbak en Hollandse passagiers aan boord hobbelt de vierwiel aangedreven terreinwagen van de Laurents even later de Camargue-prairie op. Oh schrik, de stieren bevinden zich niet waar ze hadden moeten zijn. De krachtpatsers hebben een hek aan diggelen geramd en staan in een aangrenzend stuk oneindigheid te knabbelen aan de stekelige vegetatie. Voor de hooibalen hebben ze weinig belangstelling en ook de auto laten ze ongemoeid. 'Die hekken zijn alleen maar symbolisch; de stieren gaan toch waar ze willen', lacht Estelle, om er met een lief stemmetje aan toe te voegen: 'Ze lijken ongevaarlijk, hè? Dat komt omdat ze je aanzien voor een deel van de auto en daar hebben ze respect voor. Zodra je echter uitstapt, ben je de sigaar.
De stier met die bel om is de ‘helper’. Helpers zijn rustige, intelligente dieren die de ‘gardians’ assisteren bij het kalmeren van de agressievere vechtstieren. Overigens lopen hier maar drie ‘echte’ stieren tussen. Dat zijn de beste; die mogen zich voortplanten. Met de gecastreerde exemplaren, de ‘cocardiers’ wordt gewoon gewerkt, hoor. Dit ras is van nature agressief, ook de koeien!' We horen het al. Het is hier oppassen geblazen.

Even later, bij een glas sinaasappellikeur krijgen we een videoband van een course à la cocarde te zien. Deze traditionele en sinds 1975 ‘officiële’ behendigheidssport wordt bedreven door in het wit geklede ‘raseteurs’, bijgestaan door ‘tourneurs’, die als taak hebben de stier af te leiden en dat is geen overbodige luxe. De ‘raseteurs’ moeten immers proberen met een ‘crochet’ razendsnel een aantal onbeduidende koordjes -met en zonder pluimpjes- tussen de hoorns van de stier weg te graaien zonder daarbij lek gestoken te worden. Met deze capriolen kunnen ze geld verdienen, maar dat zal de toeschouwers worst wezen. Alles draait om de prestaties van het kleine zwarte monster in de arena. Hoe sneller en feller de stier, des te enthousiaster het publiek.
De course á la cocarde
Een trompetsignaal doet het geroezemoes op de tribunes verstommen. Cocardier (stier) in aantocht. Het dier stormt de arena binnen, blijft in het midden staan, loeit vervaarlijk en harkt geïrriteerd met één klauw door het zand. Toch ziet het gitzwarte monster er ook wel een beetje lachwekkend uit. Aan zijn horens bungelen witte touwtjes ('ficelles') en dito kwastjes ('glands'). Er tussenin is een rood rozetje gespannen, de 'cocarde'. Een tweede signaal kondigt de komst van de 'raseteurs' en hun 'tourneurs' aan, zo'n twintig in getal. Lenige atleten in smetteloos wit. Nu staan ze in het volle zicht van de stier. Deze verroert zich niet. Wie van de twintig zal hij op de horens nemen? De raseteurs zijn te herkennen aan het metalen harkje (crochet) in hun vuist. Daarmee moeten ze in een kwartier tijd de versierselen van de horens graaien. 
Elk frutseltje staat voor een geldbedrag, gefourneerd door de plaatselijke middenstand. De rode rozet is uiteraard het meest waard, gemiddeld zo’n 260 Euro! De tourneurs fungeren als 'bliksemaanvalafleiders', want een stier met een raseteur in het vizier zal deze zonder omwegen trachten te doorboren. Vooralsnog doen de witte macho's weinig meer dan de spieren loshuppelen. Het wachten is op de aankondiging: 'prijzengeld verhoogd.'

Retteketet
Pas nu worden de raseteurs actief. Met ware doodsverachting dansen ze om de stier heen en slagen er zo af en toe in een pluimpje of touwtje te bemachtigen. Het levert hen geen applaus op, want het lot van de raseteurs laat het publiek mistralkoud. De verrichtingen van de stier daarentegen brengen de zuiderlingen in extase! Een stier die bij de achtervolging van een raseteur de tussenschotten ramt, versplintert of er zelfs overheen springt. Ah, dàt is pas een held! Bravo! Retteketet uit de opera Carmen weerklinkt. Na een kwartier is de stier door zijn energie heen en verdwijnt in de gewelven onder de tribunes. Volgende stier!
Bull sense
Het is acht uur ‘s ochtends. Een elftal gardians, waaronder Patrick, Estelle en Patrick’s vader Henri, begeeft zich naar het weiland om de paarden te halen. De dieren, die zomer en winter buiten staan, laten zich zonder tegenstribbelen meevoeren naar de stal, waar ze worden geborsteld en opgezadeld. Patrick vertelt: 'Ze willen graag voor ons werken. Misschien wel omdat ze weten dat we ze na elke klus hun vrijheid teruggeven. 

Het Camargue paard is ooit tegelijkertijd met de zwarte stier vanuit Azië, via Italië, -nee, niet Spanje- in Frankrijk terechtgekomen. Dit paardenras heeft zich in de loop der eeuwen perfect aangepast aan de leefomgeving en het gebruiksdoel. Het is sober, tredzeker en gezegend met extra brede hoeven die we hier ‘zwemvliezen’ noemen. En dankzij de lange dagelijkse voedselzoektochten -de vegetatie hier is arm aan voedingsstoffen- heeft het de conditie van een topatleet.'

Het gezelschap zet zich in beweging. We krijgen zo’n beetje alle onderdelen van wat wij ‘westernrijden’ noemen te zien, van het openen en sluiten van hekken vanaf de paardenrug tot en met het nemen van natuurlijke hindernissen en het drijven. 'Ons werk is gevaarlijker dan dat van de Amerikaanse cowboys!' zal Henri later terecht opmerken. 'Zij drijven koeien, wij stieren!'

Opvallend is ook het vermogen van het Camargue paard om de gedachten van zijn berijder te lezen. Het heeft meteen in de gaten op welke stier de gardian z’n zinnen heeft gezet en concentreert zich automatisch op dit exemplaar. Daarop volgt een adembenemend ‘pas de deux’ waarbij paard en ruiter samensmelten tot een ondoordringbare muur. Elf van die ‘muurtjes’ vormen samen een corridor die de uitverkoren stieren maar één richting uitstuurt: linea recta de vrachtwagen in.
De opleiding van een Camargue paard
Alle Camargue paarden van de Manade Laurent dragen het familiebrandmerk (een drietand) op hun linkerbil en Patrick ziet erop toe dat ze een grondige opleiding tot ‘herderspaard’ krijgen. Deze paarden zijn pittiger en onafhankelijker dan de exemplaren die voor buitenritten gebruikt worden. Camargue merries leven het hele jaar door in vrijheid. Hun in het voorjaar geboren veulens worden in de herfst gespeend en daarna een week lang ondergebracht in stallen, waar ze voor het eerst met mensen in aanraking komen en leren wennen aan het halster. Ook worden hun manen en staarten bijgeknipt. De veulens komen ze in alle mogelijke kleurvariaties ter wereld, afhankelijk van de fokrichting.
Vanaf een jaar of vijf zijn ze allemaal spierwit. De eerste drie jaar van hun leven brengen ze in vrijheid door op een afgelegen deel van het landgoed. Ze leren er de mistral, de vele bijtende insecten en de verzengende hitte in de zomer trotseren en bouwen zo een ijzeren conditie op. 

Pas op hun vierde worden ze beleerd, om vervolgens door de gardians te worden klaargestoomd voor het werken met stieren. De dieren hebben zulke goede voeten dat ze niet worden beslagen. De toeristen-paarden worden dat overigens wel. Als we later die week fokkerijspecialist André Mauget, onderdirecteur van het Parc naturel régional de Camargue aan de tand voelen over de toekomst van het Camargue paard, antwoordt hij: 'De paarden die voor het traditionele werk gebruikt worden moeten blijven zoals ze zijn: 1.45 m tot 1.48 m. Deze dieren, die na het werk weer worden losgelaten in het moerasgebied, moeten heel veel eten om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen. De grootte en de constitutie van dit paard sluiten aan bij het klimaat, de grond en de vegetatie. Zou je deze paarden groter later worden, op stal zetten en bijvoeren, dan krijg je een heel ander dier en juist de omstandigheden maken dit paard zo bijzonder.'
 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu